Je komt in een nieuw land en gaat Nederlands leren.
Je wilt namelijk niets liever
dan communiceren met je nieuwe landgenoten. Tegelijk snap je dat Nederlands spreken je vooruithelpt…
Een enorm lastige taal, die in de verste verte niet lijkt op jouw eigen taal. Dus zet je elke week de tanden in de, het en een, verleden tijd, tegenwoordige tijd, bijvoeglijke naamwoorden en die vervelende G;)
Gelukkig ben je niet alleen,
zijn er meerdere zoals jij. Lotgenoten, en ook nog eens uit hetzelfde land. Dat helpt. Praten over verdriet, peinzen over de toekomst en lachen. Veel lachen.
En tussendoor?
Dat vergeet je alles om jou heen. Daar op het droge gras ben je blij. Touwtje springen, rennen, tennisballetje in de handen. Gedachten op nul, en gaan. Eritreeërs Yeman, Gmja, Barhet en Wezet doen het. Het houdt ze fit: lichamelijk, geestelijk.